Jacobien

Ze heeft nog een half uur voordat de bel zal gaan. Dan staat haar afspraak voor de deur. Onder bepaalde omstandigheden is een half uur erg lang. Kook je zo lang een ei dan kun je hem weggooien. Krab je dertig minuten aan een puistje in je nek dat is je huid kapot. Maar onder deze omstandigheden is een half uur veel te kort. Ze gaat het niet redden.

Om half zeven had ze haar wekker gezet. Dan had ze voldoende tijd om alles voor te bereiden voor een romantisch ontbijt. Maar vanaf vijf uur deed ze geen oog meer dicht. Ze was klaarwakker en in haar hoofd ging ze alles nog even na. Ontbrak er nog iets? Alsof ze bij Een van de Acht zat met Mies Bouwman (maar die zal hij waarschijnlijk niet eens kennen), met haar “lichten uit, spot aan!”

Daar ging de lopende band: jasmijnthee, zevenzaden beschuit, voorgebakken broodjes, roomboter, filet americain (ook al is hij vegetariër, dan hoeft zij nog niet te doen alsof, zij is gek op dat bijgekleurde tartaar dat altijd rode sporen nalaat in je mondhoeken), drie soorten Franse kaasjes, zelfgemaakte jam van de groene winkel, verse jus d’orange, plakken Beemster jong belegen, gerookte zalm, blikje tonijn, zachte roomkaas en nog veel meer. O ja, nieuwe kaarsen van Bolsius, vers fruit voor een cocktail, Omega 3 eieren en een doosje kwarteleitjes. Die had ze zelf nog nooit gegeten, maar dat leek haar schattig op tafel. En niet te vergeten een fles champagne. Echte dan, geen brût of ander goedkoop spul dat alleen geschikt is om mee te schudden en de fles leeg te spuiten en dat ook nog eens niet te drinken is. Tenminste, als hij geen geheelonthouder is, want ook dat wist ze niet. Een uur had ze gisteren door Albert Heijn gedwaald en haar karretje gevuld met lekkernijen.  Alles had ze op een rijtje, inclusief dat grote vraagteken op die doos van Mies: de doos met de verrassing! En die verrassing, dat was hij.

Er kon niets meer misgaan deze ochtend. Hoe heette hij nou toch alweer? Ze kon die naam niet goed onthouden. Was het Richard of Raymond? Die namen haalde ze in haar hoofd steeds door elkaar. Nee, ze wist het zeker, het moest Raymond zijn. Hoespreek je dat trouwens uit? Ree-mond, op zijn Engels? Of Raai-món op zijn Frans? Ze had geen idee. Ze had hem nog nooit gezien en nog nooit gesproken.

Toen de wekker afging stapte ze het bed uit. De zon was al iets eerder opgestaan, het zou een prachtige dag worden, dat voelde ze aan alles. Ze liep naar de badkamer en inspecteerde zichzelf voor de spiegel. Ze boog haar hoofd naar voren en zag dat ze haar wenkbrauwen nog even wat aandacht moest schenken. En in de scheiding op haar hoofd ontdekte ze beginnende uitgroei, dus daar moest ze wat bijverven. Verder was ze heel ingenomen met zichzelf. Voor haar leeftijd zag ze er goed uit. Veel mensen schatten haar tien jaar jonger. Soms werd ze daar wat achterdochtig van, maar het begon te wennen, die complimenten over haar uiterlijk. Ze deed haar duster aan, schoof in haar pantoffels, in de vorm van kleine pandabeertjes, liep door de gang van haar appartement naar de open Bulthaup-keuken en ging aan de slag.

Ze zette eerst thee voor zichzelf. Zo begon ze iedere dag. Niet te sterk, eerst even het gekookte water iets laten afkoelen en dan pas het eitje erin. Dat thee-eitje had ze vorig jaar gekregen van een man van de tango, die verkikkerd op haar was. Zij niet op hem en het kostte enige moeite hem op afstand te houden, In een relatie met zo’n ouwe vent, hij was waarschijnlijk iets jonger dan zij, had ze helemaal geen zin. Vooruit, dansen kon hij goed en hij koos haar regelmatig uit en dat kon ze moeilijk weigeren. Vaak kwam hij met zijn beweeglijke heupen iets dichterbij dan zij danstechnisch verantwoord vond en dat liet ze hem goed merken. Maar wat vond ze het lief van hem om voor haar verjaardag, hoe hij dat wist was haar overigens een raadsel, een klein doosje te krijgen. Ze mocht het thuis pas uitpakken. Het was een roze thee-ei in een houdertje en er zat een gedichtje bij. Toen ze dat las, ging ze bijna  over haar nek. Over een verdwaald vlindertje dat na lang zoeken was geland op een bloeiende korenbloem in een groot verlaten weiland. Zoiets stond haar nog bij. Brrr, ze was geen twaalf meer.

De eettafel stond tegen de muur en het leek haar beter om hem meer in het midden van de eetkamer te zetten. Daarna legde ze een nieuw damasten laken erop dat ze gespaard had met zegeltjes van Albert Heijn. Al haar vriendinnen hadden met haar mee gespaard tot ze voldoende boekjes vol had. Daarna volgden de ontbijtborden, het bestek, de eierdopjes, de schaaltjes voor het beleg. De kandelaars vulde ze met de nieuwe kaarsen en zette ze ook op tafel. Een aansteker legde ze er alvast naast.

Daarna ging ze terug naar de badkamer om zichzelf in orde te maken. Ze epileerde haar wenkbrauwen, kleurde de scheiding op haar hoofd bij, maakte zich op, trok een dun zwart randje rond haar oogleden, deed haar favoriete geurtje schielijk achter haar oren. Uit haar gaderobe had ze gisteravond al een keuze gemaakt: een donkergroene jurk waarin haar figuur goed tot uiting kwam, vleeskleurige panty’s met een glinsterdraadje er doorheen geweven. Haar nieuwe alarmrode pumps zette ze klaar in de gang. Die waren nog niet ingelopen en zouden nu alleen maar hinderlijk zijn. Haar oorhangers deed ze in (van bamboe, dat wekte de indruk dat ze van de natuur hield) en een gouden ketting met een grote zwarte parel eraan. Haar duurste sieraad uit haat beautycase, antiek zelfs, van haar grootmoeder gekregen toen ze vijfentwintig werd.

Er was nog een half uur te gaan.

Ze voelde zich opgewonden, de spanning steeg. Haar hart sloeg af en toe een slag over. Daar was ze al eens voor bij de huisarts geweest, maar die had haar gerustgesteld. Er was geen enkele reden tot bezorgdheid. Ieder hart slaat wel eens een slagje over, had de dokter gezegd. Na het dotteren, vier jaar geleden, direct na een heus infarct, moest ze haar leven opnieuw gaan uitvinden, zo geschrokken was ze van die heftige gebeurtenis. Het was op het ijs van een klein vennetje gebeurd toen het een paar dagen achtereen flink had gevroren. Ze ging kijken naar de schaatsers en zakte ineens in elkaar. Van verschillende kanten kwamen mensen aangegleden en toegesneld om haar te helpen. Het ijs begon toen opeens onheilspellend te kraken, de mensen raakten in paniek en stoven uiteen. Stom toevallig was er een cardioloog op de schaats die niet bang was oor het ijs te zakken. Hij had meteen door wat er aan de hand was. Hij reanimeerde haar samen met zijn dochter, tweedejaars geneeskunde student. Een leerzaam moment voor haar. Iemand belde een ambulance die razendsnel kwam en de reanimatie overnam. Die waarschuwing was voldoende voor haar om maatregelen te nemen en haar leven een draai om zijn oren te geven.

Ze ging op yoga en op tango. Wandelen met vriendinnen deed ze soms al, maar zodra ze een kroeg zagen werd er geen meter meer gelopen en lieten ze de witte wijn rijkelijk vloeien. Ze was daarom op een wandelclub gegaan en wekelijks legde de groep 10 kilometer af in ras tempo. Het nieuwe en vooral gezondere leven beviel haar uitstekend en ze voelde zich vol energie.

Haar man Adriaan was tien jaar terug met de noorderzon vertrokken. Na veertig jaar huwelijk zei hij op een ochtend dat het tijd werd om op zichzelf te gaan wonen. Eerst dacht zij dat hij haar in de steek liet voor een jongere vrouw, maar dat was niet het geval.  Hij was met pensioen gegaan en voelde thuis de muren op zich afkomen. Ze zaten teveel op elkaars lip. Het had niets met haar te maken, bezwoer hij, bezwoer hij, er was ook geen ander in het spel. Hij wilde gewoon weer vrijgezel zijn. Net als vroeger. Een dag later was hij weg. Eens in het jaar zagen ze elkaar om bij te praten en te lachen. Dat konden ze altijd goed en dat bleven ze doen. Een keer per jaar, in een Bilderberg Hotel, waar ze uitgebreid dineerden en daarna in een chique kamer de nacht doorbrachten. Dan hadden ze ook hartstochtelijke seks, net als vroeger.

Dat jaarlijkse hoogtepunt zette Jacobien aan het denken. Door de yoga en de tango en dat wandelen was haar conditie erg vooruitgegaan en ze hield het vrijen den laatste keer veel langer vol dan Adriaan. Ze had de hele nacht wel door kunnen gaan.  Op een avond, na een uitzending van Jinek, zette ze haat laptop aan. Ze lag nog op de bank met een met een glas thee naast zich onder een plaid en vond op het internet een datingsite voor senioren. Dat had ze nog nooit gedaan, daten, want aan een relatie had ze geen behoefte. Maar af en toe een warm mannenlichaam naast zich leek haar zo gek nog niet. Een vriendin vertelde haar laatst een verhaal over een man die ze had ontmoet via zo’n site. Dat was een grote afknapper, omdat die kerel veel ouder bleek dan op zijn profiel stond en ook had hij een aanzienlijke bierbuik. Zijn geur was evenmin prettig, zachtjes uitgedrukt. Dan had ze net zo goed bij haar eigen man kunnen blijven, zei haar vriendin. Nee, een jongere vent, daar had ze veel betere ervaringen mee.

Jacobien vond een site waarop oudere vrouwen jongere mannen zochten. En omgekeerd natuurlijk. Na vele malen te hebben doorgeklikt (wat een hoop lelijke ouwe zakken kwamen voorbij, zag ze) bleef haar aandacht gevangen bij het profiel van Raymond. Een knappe vent van drieënveertig. Een groot leeftijdsverschil, hij was jonger dan haar kinderen hadden kunnen zijn als ze die gehad had. Hij had een mooie kop, weliswaar kaalgeschoren, met een lichtbruin kleurtje, een Caribische tint. Goed gespierd van de sportschool, zo stond er te lezen bij zijn hobby’s. En ook tattoos op zijn beide armen. Daar hield ze eigenlijk niet van, maar vandaag de dag was dat erg in de mode had ze gelezen in een zaterdagbijlage van De Telegraaf. Zelfs haar idool Messi, de beroemde voetballer, had zich laten beschilderen. Het was echt iets van deze tijd.

Raymond was opzoek naar een ‘rijpe vrouw die hem de kunsten van de liefde zou kunnen leren’. Zo stond het er. En zij had hem achter een gesloten chatbox – het kostte wel 250 euro om zich in te schrijven, maar dat had ze er graag voor over – gemaild dat ze graag met hem een beschuitje zou willen eten. Dat bleek precies de goed toon om zijn interesse te wekken. Ze had een klik, dat voelde ze direct. Verder mailen deden ze niet. Ze wilde gauw hem zien en niet eindeloos heen en weer chatten.

Vandaag was het zover.

Ze nam zich voor werk te maken van haar romantische ontbijt en zou hem onthalen op een manier die hij zich nog lang zou heugen. Wat zij in gedachten had was veel meer dan alleen een beschuitje.

Hij woonde niet ver bij hem vandaan, had een motor (daarmee stond hij op de datingsite met zijn profielfoto, met een strak wit T-shirt aan boven stoere bluejeans) en om negen uur zou hij voor haar deur staan, zo hadden ze vorige week afgesproken. De opwinding steeg: nu alleen nog de eieren koken (voor de kwarteleitjes golden andere tijden dan voor de Omega 3 eieren, had ze gisteren op internet opgezocht) en het beleg mooi uitstallen op de schaaltjes.

Daar begon het probleem. Ze friemelde aan de verpakking van de Beemster kaas. Die was niet open te krijgen. Haar vingers waren niet krachtig genoeg om de lipjes van de opening, die ze na het pakje vier keer te hebben omgedraaid en eindelijke had gevonden, van elkaar te krijgen. Ze zocht een schaar, maar die lag niet op de vaste plek in de keukenla. Hetzelfde gebeurde met de filet americain. Ook de Franse kaasjes kon ze niet uit hun omhulsel krijgen. Ze vloekte binnensmonds en merkte dat ze begon te transpireren. Het deksel van het potje met de huisgemaakte jam kreeg ze niet open. Haar handen gleden er steeds van af. Met de fles vers jus gebeurde hetzelfde. Het lipje van het tonijnblikje brak af. Doen die fabrikanten niets aan het raadplegen van hun consumenten? Zo vroeg ze zich af. Zodra je welke firma dan ook belt hoor je als eerste een stem zeggen dat het gesprek wordt opgenomen voor het verbeteren van de kwaliteit. Nou, ze had wel wat suggesties, maar die hielpen haar nu niet.

Intussen kookte het water voor de eieren. Pas nu ontdekte ze dat de champagne niet koud had gelegd. Champagne op kamertemperatuur is net lauwe pis, vond ze, dus legde ze de fles in het diepvriesvakje van de koelkast. De kwarteleitjes haalde ze na vijf minuten uit het pruttelende water, de andere eieren moesten nog vijf minuten in het kokende water blijven liggen. Ze liet de eieren afschrikken onder de koude kraan. Het dekseltje van het plastic doosje met de verse pesto trok ze los en dat bleek zo gemakkelijk dat van schrik het doosje uit haar handen schoot. Terwijl ze het vallende bakje wilde vangen, het was een snelle reflex, sloeg ze een wijnglas van tafel en tegelijk met de pesto spatte het kristal in duizend stukjes uiteen op de keukenvloer.

Toen ging de bel.

Ze was radeloos. Hij is veel te vroeg, dacht ze alleen maar. De keuken was een puinhoop. De kaarsen brandden nog niet eens. De vloer is bezaaid met scherven in een groene vettige massa met hier en daar een verdwaalde pijnboompit. Maar ze kon hem niet laten wachten voor een gesloten deur. In de gang schoot ze haar rode pumps aan. Ze waren nieuw en in haar slaapkamer lag de noodzakelijke schoenlepel. Daar had ze geen tijd meer voor.

Hij belde voor de tweede keer. Plingplong. Haar ademhaling ging veel te snel. Ze moest tot rust komen. Ze dacht aan een yogaoefening, sloot haar ogen, ademde rustig in en uit, schikte haar haren, voelde als een automatisme aan de parel om haar hals, vermeed de spiegel aan de wand bij de garderobe en liep op haar panty’s naar de voordeur die ze aarzelend opende.

‘Hallo, hier is de morgenstond!’

Een grote rij blinkende tanden keek haar aan. Fonkelende ogen in een donkere kale kop. Humberto Tan, daar moest zij meteen aan denken. Een mooiere lach had ze nooit eerder gezien. Hij leek sprekend op de foto van de website. En nu stond hij in levenden lijve pal voor haar. De vleesgeworden droom die een beschuitje met haar kwam eten. In zijn linkerhand droeg hij een omgekeerde motorhelm met daarin een paar zwarte handschoenen weggestopt. Hij had een leren pak aan met daaronder een paar laarzen. Opeens besefte ze dat ze nog geen woord had gezegd en alleen maar naar hem had gekeken, met haar mond open van verbazing. Gelukkig verbrak hij de stilte.

‘Ben ik hier aan het goede adres?’

“Jaja, ja, natuurlijk, eh,’ stotterde ze, ‘kom verder, kom binnen’.

Terwijl hij over de drempel stapte noemde hij zijn naam (Raaj-mont), gaf hij haar een hand en tegelijk een kus op de wang. Daar moest hij zich voor bukken, want hij was zeker anderhalve kop langer dan zij. Ze sloot de deur achter hem en glipte langs hem door de gang richting de eetkamer en de open keuken.

‘let niet op de rotzooi,’ zei ze verlegen.

‘Wanneer iemand zoiets zegt, ga je er juist wel op letten,’ antwoordde hij lachend. Toen hij de rotzooi op de keukenvloer zag, keek hij haar aan.

‘Welke storm heeft hier gewoed?’

Hij bulderde opeens van het lachen, legde de helm op een vrij plekje op het aanrecht en sloeg met zijn handen op zijn dijen. Zo te zien kwam hij niet meer bij. De verbaasde Jacobien, die zich aanvankelijk volkomen belachelijk voelde, schoot daarom ook in de lach, tot rijpe tranen toe.. Het lachen hield niet op, het ging over in de slappe lach en daarvan is bekend dat die oncontroleerbaar en vooral aanstekelijk is. Slappe lachers hoeven elkaar alleen maar aan te kijken, even adem te halen en als vanzelf komt er dan weer een nieuwe reeks langdurige salvo’s. Ze houden pas op wanneer kramp in de kaken de lachspieren verlamt, de gezichten verstrakken en heel langzaam ook het geluid verstomt. Pas als de stilte na de storm is ingetreden, komt de realiteit in het zicht. Jacobien pakte uit een kastje een doos met tissues en droogde haar tranen. Haar mascara was uitgelopen.

En opeens begon ze echt te huilen.

“Ik wilde je verrassen,’ verbrak ze snotterend de stilte. “Maar alles ging mis.’

Hij liep naar haar toe, sloeg zijn armen vaderlijk om haar heen en wiegde haar als een klein kind.

‘Geeft niks. Komt allemaal goed.’

Zijn lage sonore stem klonk haar geruststellend in de oren. Ze legde haar hoofd tegen het koude leer van zijn motorjack en liet zich gewillig troosten. Hij aaide met zijn grote handen zachtjes over haar hoofd tot ze weer rustig begon te ademhalen. Het was lang geleden dat ze zo was vastgehouden. Misschien wel vijftig jaar, herinnerde ze zich, toen ze samen met Adriaan het slechte nieuws had vernomen van de gynaecoloog dat ze samen nooit kinderen zouden kunnen krijgen. Ook Adriaan had toen gezegd dat het allemaal wel goed zou komen. En nu stond ze daar, in de sterke armen van een vreemde jongeman, als een willoos werktuig, bewegend op de maat van een romantisch lied. Ze voelde zich licht in het hoofd, alsof ze droomde, even dacht ze dat hij haar liefdevol kuste bovenop haar hoofd. Ze raakte los van de grond. Hij tilde haar op en ze zweefde naar de bank in de woonkamer waar hij haar voorzichtig neerlegde. Een plaid dat daar opgevouwen lag naast de kussens spreidde hij over haar heen. Op zijn knieën zat hij naast haar en ging zwijgend door met het strelen van haar haar. Ze keek vertederd in zijn ogen die nog steeds straalden en haar geruststelden. Haar donkere kale prins op de motor. Haar jonge God die precies de goede dingen zei en deed. Aan wie ze zich helemaal overgaf. Haar oogleden werden zwaarder en zwaarder. Ze wilde van dit warme bad niets missen. Geen luttele seconde.

Ze viel in slaap.

Een uur later opende ze haar ogen. Naast haar op de salontafel stond een bordje met daarop een beschuitje jam. En een glas thee ernaast.

Verschrikt gooide ze de plaid van zich af en zat rechtop. Waar was hij? Ze kwam overeind. In de keuken was alles opgeruimd. Geen spoor was te zien van de ravage van een uur geleden. Ook van Raymond was geen spoor. Alle etenswaren had hij in de koelkast opgeborgen. De waterkoker waarmee hij de thee had gezet was nog warm. Ze riep zijn naam. “Raymond! ’En nogmaals. Geen reactie.

Ze liep naar de voordeur. Bij de spiegel in de gang bleef ze staan en bekeek zichzelf. Ze zag er gelukkig uit. Alsof ze een lange zoete droom had gehad.

En ineens was ze wakker. Klaarwakker. Haar hand ging naar haar hals. Waar een uur geleden haar gouden ketting met de zwarte parel nog hing.

Nijmegen, voorjaar 2019 door Sjax de Bekker